Roofmijt Brimex Amblyseius Andersoni

De lokale wetgeving kan beperkingen opleggen met betrekking tot het gebruik van dit product. Neem contact op met de plaatselijke autoriteiten of neem contact op met jouw Brimex adviseur.

_{Meer informatie:}

De nieuwe roofmijt Amblyseius andersoni biedt voor de sierteelt, boomkwekerij,fruitteelt en glastuinbouw uitstekende perspectieven voor de bestrijding van plaagmijten.

Prooien:

De roofmijt Amblyseius andersoni is een echte generalist die op verschillende plagen predateert, zoals spint-, gal- en roestmijten.

De voornaamste prooimijten zijn o.a.: bonenspint (Tetranychus urticae), fruitspintmijt (Panonychus ulmi), appelroestmijt (Aculus schlechtendali) en buxustopmijt (Eriophyes canestrinii). Spintmijten komen op een groot aantal
waardplanten voor waar ze veel schade kunnen aanrichten.
Bij aantasting verkleuren de bladeren en later ontstaan er webben. Naast de esthetische schade veroorzaakt spint ook groeiremming. Gal- en roestmijten zijn minuscuul en amper waarneembaar onder een gewone loep. Roestmijten veroorzaken bruinverkleuringen van de bladeren en galmijten creëren misvormingen. Bij het waarnemen van zulke schadebeelden zijn er meestal al heel wat plaagmijten aanwezig.

Brimex A. andersoni voedt zich niet alleen met deze schadelijke mijten, maar ook met:

• trips
• stuifmeel
• honingdauw
• schimmelsporen

Amblyseius andersoni: Typhlodromus (Amblyseius) potentillae of Amblyseius (Euseius) andersoni zijn de verschillende namen waaronder men deze roofmijt kent. Het is een inheemse soort in Zuid- en WestEuropa en komt van nature voor in verschillende biotopen zoals wijn- en boomgaarden. De mijten worden actief bij 6 °C - 8 °C, tegelijk met de meeste spintmijten. Door het vroegtijdig uitzetten van deze roofmijten is het niet nodig te wachten tot deze spontaan voorkomen om een plaag onder controle te houden. Omdat A. andersoni een generalist is, vindt deze altijd wel makkelijker een alternatieve voedselbron om zich in stand te houden dan de meer gespecialiseerde roofmijten
die zich slechts met één prooi voeden. Een voordeel is dat ze zich ook in de afwezigheid van spint in het gewas kunnen handhaven en daardoor beter in staat zijn de plaag op een laag niveau te houden en een uitbraak te voorkomen. Bij het wegvallen van de plaagdruk kunnen A. andersoni-roofmijten een tijdje uithongeren en tegelijk een bedreiging blijven vormen voor andere prooien. Bij andere roofmijten daalt de populatie aanzienlijk bij het wegvallen van hun prooi.

Formuleringen en Doseringen

Brimex levert A. andersoni in de volgende formuleringen:

1. Brimex Andersoni-System:

De roofmijten worden per 25.000 stuks geleverd in handige 1 liter kokers. De samenstelling van de draagstof bestaat uit een mix van vermiculiet en zemelen.
Strooi minimaal 20 tot maximaal 100 roofmijten per m², afhankelijk van het gewastype en plaagdruk.

2. Brimex Andersoni-Breeding-System:

Met behulp van kweekzakjes worden de roofmijten in het gewas uitgezet. Bij aanvang bevat ieder kweekzakje ongeveer 250 A. andersoni roofmijten in een substraat van zemelen en voedingsmijten. Gedurende enkele weken produceert een enkel kweekzakje een duizendtal roofmijten die via een voorgeprikt gaatje in het zakje zich gemakkelijk in het gewas kunnen verspreiden. Hierdoor wordt het openscheuren van het zakje overbodig.
Hang in de plantenrij 1 kweekzakje om de 2 meter. Indien nodig herhaal dit na 6 weken om een continue verspeiding van A. andersoni in het gewas te verzekeren.

Nota: het uitzetten van Phytoseiulus persimilis in haarden is een gunstige aanvulling.